Het schip waarop Elisabeth vaart, wordt gekaapt door kapers uit Duinkerken onder leiding van
kaperkapitein Jean Bart. Hij is een van de beruchtste kaperkapiteins uit die tijd.
De in 1650 geboren Bart begon zijn loopbaan als visser, evenals zijn vader.
Toen hij vijftien was trad hij in dienst bij de oorlogsvloot van de Republiek tijdens de
Tweede Engelse Oorlog (1665-1667). Hierna keerde hij terug naar Duinkerken waar hij een carrière
als kaper begon. Een zeer succesvolle carrière, want binnen enkele jaren had hij zijn eigen schip.
Al spoedig kreeg hij het bevel over een aantal kaperschepen. Hiermee vaart hij van maart 1676 tot
maart 1678 over de Noordzee, waar hij op 2 juni 1677 het schip van Elisabeth kaapt.
De kapiteins op de twee andere schepen zijn waarschijnlijk Karel Keyzer en Jan Soutenye,
compagnons van Jean Bart.
De Duinkerker kapers hadden van de Franse koning Lodewijk XIV bij het uitbreken van de oorlog
tegen de Republiek in 1672 een speciale missie gekregen: Nederlandse schepen veroveren.
Meestal namen de kapers de veroverde schepen mee naar Duinkerken.
Als een schip door de gevechten te zeer gehavend was, brachten ze het tot zinken,
nadat de kostbare lading en alle bruikbare materialen van boord waren gehaald.
De bemanning ging mee naar Duinkerken, waar ze met losgeld kon worden vrijgekocht.
Een enkele keer werden de opvarenden gewoon overboord gezet.
De kaping van Elisabeths schip verloopt anders. De kapers nemen het schip in gebruik en de
opvarenden worden aan boord van de kaperschepen gebracht. Hier blijven ze; ze worden niet naar
Duinkerken gevoerd. Waarschijnlijk zou dat Jean Bart teveel tijd kosten en levert het meer op
om met kapen in de omgeving door te gaan. Elisabeth heeft het niet slecht aan boord:
‘voor mij wert goede sorgh gedragen’. De kapers proberen haar wel van haar gereformeerde geloof
af te krijgen. Waarschijnlijk verkeert Elisabeth in gezelschap van haar dienstmeid.
Zij noemt haar slechts één keer, bij de kaping zelf, daarna niet meer.
Het schip waarmee Elisabeth uit Guyana is gekomen, inmiddels bemand door de Duinkerkers,
wordt al snel ingenomen door de concurrent: kapers uit Oostende.
Jean Bart is van plan het schip te heroveren. Elisabeth maakt dit niet meer mee,
want na drie weken aan boord laat Bart haar met een Engels koopvaardijschip naar Holland terugkeren.
Waarom hij dit doet, wordt uit Elisabeths verhaal niet duidelijk.
Jean Bart kaapt nog een flink aantal jaren door. Zijn naam en faam groeit en hij wordt
door Lodewijk XIV in de adelstand verheven. In 1702 sterft hij op 52-jarige leeftijd.
Niet in een heldhaftig gevecht op zee, maar thuis in Duinkerken aan een borstonsteking.
|